vrijdag 25 maart 2011

Dag naar Soufrière.

Donderdag zijn we met de bus naar Soufrière, het oudste stadje van het eiland, gegaan.

Dit plaatsje ligt midden in de krater van een vulkaan. Het bijzondere aan deze vulkaan is dat hij niet uitgebarsten is maar ingezakt. Ze noemen dit een caldeira. De krater is tussen de 3 en 4 km doorsnee. Hij is ongeveer 32 tot 39.000 jaar geleden ontstaan en nog steeds actief. Aan de rand staan de Pitons, 2 bergen die 250.000 jaar geleden ontstaan zijn door het opstuwen van de aardbodem.

Sinds 2004 staat dit gebied op de werelderfgoedlijst van Unesco vanwege zijn bijzondere schoonheid.

De zachte ondergrond borrelt en geeft stoom af. Ze noemen hem la Soufriair wat betekent dat er zwavel in de lucht zit, wat goed te ruiken is.
Aan de rand van de krater is een botanische tuin met prachtige bloemen tussen de natuurlijke begroeiing aangelegd die naar de Diamond Waterfall leidt.

In het water van de rivier zitten diverse mineralen (sulfiet, koper, ijzer en mangaan) waardoor de waterval van dag tot dag van kleur verandert, afhankelijk welk mineraal op die dag de hoogste concentratie heeft.

De vogels zijn gewend dat er veel bezoekers rondlopen, zij zijn niet schuw en eten zelfs de kruimels uit je hand.
Na al dit moois weer op naar de bus voor de terugreis. Bij de stopplaats kregen we te horen dat de bussen naar Castries niet meer reden. De oplossing was eerst naar Vieux Fort, helemaal in het zuiden, daarvandaan met de bus naar Castries en uiteindelijk overstappen naar Rodney Bay, een reis van 3 uur in propvolle minibusjes. Niet echt iets om vrolijk van te worden, maar we mogen blij zijn dat we toch terug konden naar de haven.